Feyenoord sloot het vorige seizoen af met een achterstand van liefst 21 punten op de kampioen PSV. Het huidige seizoen werd geopend met negen zeges op rij. Al vanaf de eerste speelronde leidt Feyenoord de Eredivisie. Wat maakt de Rotterdammers zo sterk?
Na het slappe vorige seizoen, dat in het begin van 2016 een extreem donkere periode kende met zeven nederlagen op rij, heeft Feyenoord kennelijk orde op zaken gesteld. Maar hoe dan? In elk geval niet met een reeks opzienbarende transfers. Daarvoor beschikt de club, en de hele Eredivisie in het algemeen, niet over de financiële middelen.
Toch werden er goede zaken gedaan op de transfermarkt. Anass Achahbar werd verkocht aan PEC Zwolle, de al verhuurde Lex Immers werd verkocht aan Cardiff. Dat scheelde weer twee klagende bankzitters die de sfeer zouden kunnen verzieken. De twee belangrijkste aankopen blijken keeper Brad Jones en spits Nicolai Jørgensen. De Deen pendelde al jaren tussen Bundesliga en de Deense Superligaen en had in laatste competitie in 99 duels 43 keer gescoord. Mooie cijfers, maar in de Bundesliga kreeg hij maar 386 minuten speeltijd en scoorde hij nooit.
Dat bleek geen belemmering om er in de Nederlandse competitie flink op los te scoren. Hij ging de winterstop in als topscorer van de Eredivisie en is bij bookmakers als Betway de favoriet om het seizoen ook te beëindigen als productiefste speler. Niet slecht voor een inmiddels 26-jarige speler die het meer moet hebben van werklust dan van geniale ingevingen.
Dat tekent het huidige Feyenoord: het is een team zonder individuele uitblinkers. Natuurlijk is het erg subjectief om de ene speler wel en de andere geen uitblinker te noemen. In het voetbal wordt met uitblinker een speler bedoeld die vanuit het niets kansen en goals maakt, met dribbels vele verdedigers uitspeelt of met geniale steekballetjes ineens veel ruimte vrijmaakt voor ploeggenoten. Laten we bijvoorbeeld kijken naar aantal succesvolle dribbels per 90 minuten. In die ranglijst (gefilterd op spelers die minstens vijf duels speelden) staan er vier Ajacieden in de top vijf. Op plek dertien staat de eerste Feyenoorder: Basacikoglu.
In wat voor soort sublijstjes staan Feyenoorders, of de ploeg zelf, dan wel bovenaan? Bijvoorbeeld in de lijst met meeste crosspasses, oftewel voorzetten vanaf de flanken richting het centrum. In het ideale geval staat daar een lange en kopsterke speler op de bal te wachten om hem in het doel te rammen. Klinkt dat niet precies als het typische, werklustige Feyenoordspel? De koploper verstuurt gemiddeld dertig crosses per eredivisieduel, twee meer dan PSV en vijf meer dan Ajax. Ook maakt Feyenoord aanzienlijk vaker gebruik van verre, hoge voorzetten (“long balls”): gemiddeld 76 per duel versus 63 voor Ajax en PSV, die daarmee onderaan die sublijst staan.
Deze manier van spelen onderstreept dat het bij Feyenoord niet gaat om technisch vernuft en de tegenstander met positiespel vastzetten. Je zou op basis van deze statistieken Feyenoord kunnen bestempelen als counterploeg, maar de zaken liggen toch wat anders. Counterploegen schuwen balbezit, terwijl Feyenoord gemiddeld 55 procent van de speeltijd de bal aan de voet heeft (vierde op die sublijst). Ook zijn counterploegen slecht in zuiver passen, maar Feyenoord doet het op dat gebied met 82 procent zuivere passes prima (derde).
Kortom, bij Feyenoord is er een effectieve mix van opportunisme (hoge voorzetten, crosses) en verzorgd, tactisch slim spel (balbezit, zuivere passing). De ploeg is net wat allrounder en completer dan de concurrentie en heeft ook het geluk aan zijn zijde. In de winterstop bleek namelijk dat Feyenoord een veel groter deel van zijn doelkansen ook echt verzilverde dan op basis van de kwaliteit van de kansen kon worden verwacht. Maar als zulk vermeend geluk zich voortzet, moet je misschien niet meer van geluk spreken.
<