
Peter Bosz heeft het in zijn eerste half jaar bij PSV helemaal op de rit. De Eindhovenaren wonnen maar liefst al haar zestien competitiewedstrijden en wisten zich te plaatsen voor de volgende ronde van de Champions League.
Toch leert de ervaren trainer nog altijd bij. Bijvoorbeeld over cultuurverschillen, zo vertelt Bosz in een groot interview met het Algemeen Dagblad. Bosz vertelt: “Ik probeer altijd met alle selectiespelers een band te hebben. Bij PSV vertrok Ibrahim Sangaré. Er waren geruchten dat hij misschien weg zou gaan en ik had hem met rust gelaten. Wilde hem niet over de streep trekken, want van zijn zaakwaarnemer wist ik dat de bedoeling was dat hij één jaar bij PSV zou spelen en dan zou worden verkocht. Maar hij was er al drie jaar, hij moest onderhand wel gaan nu. Het was ook een grote investering geweest voor PSV.”
De trainer van de Eredivisie-koploper vervolgt: “Ik dacht het juiste te doen door hem met rust te laten. Maar wat bleek: hij had het heel anders gevoeld. Op de laatste dag kwam hij bij me en barstte in tranen uit. ‘Trainers zijn voor mij als een vader’, zei hij. ‘Zo is mijn cultuur. En ik had verwacht dat u als vader een keer had gevraagd: wil je alsjeblieft toch blijven?’ We hadden in korte tijd echt al wel een band, spraken Frans met elkaar, het werd ook nog een mooi afscheid. Maar zo word je soms toch verrast door culturele aspecten”, erkent Bosz tot slot.
<